FAQ ArcGIS Desktop | Technische artikelen | Esri Nederland [PDF]

Een gebouw uit Google 3D Warehouse kan alleen aan een MultiPatch Feature Class worden toegevoegd. Alvorens modellen toe

17 downloads 28 Views 4MB Size

Recommend Stories


ArcGIS® Desktop Extension
Your big opportunity may be right where you are now. Napoleon Hill

ArcGIS Desktop 10
Life isn't about getting and having, it's about giving and being. Kevin Kruse

ArcInfo CBS ArcGIS Desktop
Ego says, "Once everything falls into place, I'll feel peace." Spirit says "Find your peace, and then

DAO avec ArcGis Desktop Conférence
The best time to plant a tree was 20 years ago. The second best time is now. Chinese Proverb

ArcGIS Desktop 64-bit Geoprocessing
And you? When will you begin that long journey into yourself? Rumi

ArcGIS Runtime SDK for .NET: Building Apps - Esri [PDF]
Getting started with ArcGIS Runtime SDK for .NET. - SDK tools and resources. - Build your first mapping app. • What is Universal Windows Platform (UWP)?. • What is ... Application Programming Interface. - .NET, Android, Java, etc … - No need to

Getting Started With Arcgis Desktop 10 Manual
You often feel tired, not because you've done too much, but because you've done too little of what sparks

ArcGIS 10.1 Desktop Ücretsiz Deneme Lisanslaması
Silence is the language of God, all else is poor translation. Rumi

ArcGIS for Desktop Installation on Windows 10 v1.0.pdf
Come let us be friends for once. Let us make life easy on us. Let us be loved ones and lovers. The earth

Vehicle routing problem analysis—Help | ArcGIS Desktop [PDF]
The vehicle routing problem (VRP) solves the problem of routing a fleet of vehicles to service a set of orders.

Idea Transcript


Sectoren



Producten

Support & Services

Opleidingen

Nieuws & Evenementen

Over ons

Technische artikelen Home

Installatie & Registratie

ArcGIS Desktop

ArcGIS Pro

ArcGIS Online

ArcGIS Server

Toegepaste applicaties

property="date saved" format="dd-MM-yyyy" />, door .'.

Dit geeft als resultaat op de kaart:

Datum opgeslagen: 30-05-2011, door Irene. 2. name="Bodemkaart" property="Credits"/>', dan krijg je het volgende resultaat:

Kaart aangeleverd door: Afdeling Bodem 3. Tags in property="name"/> (deze tags kun je ook invoegen door Insert > Dynamic Tekst te kiezen). Dit tekstveld kun je aanpassen naar eigen behoefte, bijvoorbeeld: 'Dit is pagina van : de kaart ""! '. De output op de kaart is nu:

Dit is pagina 3 van 8: de kaart "Hoofdvaarwater C"! Deze tekst wordt automatisch aangepast, als je naar de volgende kaart gaat:

Dit is pagina 4 van 8: de kaart "Hoofdvaarwater D"! Het is ook mogelijk om de attributen van de index layer van je property="TypeVaarwater" />. Het is zelfs mogelijk om property="GejoindeTabel.ExtraAttribuut" /> 4. Datum en tijd De datum wordt weergegeven met . Deze datum wordt weergegeven als "8/26/2010'. Het formaat van de datum kun je aanpassen, bijvoorbeeld '' geeft de datum weer als '26/08/2010'. De tijd kun je toevoegen met . Deze datum wordt weergegeven als “04:30 PM”. Ook dit formaat kun je aanpassen, bijvoorbeeld '' geeft de tijd weer als '16:30'. Meer informatie over het weergeven van datum en tijd kun je vinden in de help bij 'Working with dynamic text', zie de paragrafen 'Working with date dynamic text' en 'Working with time dynamic text'. 5. Computer- en gebruikersnaam De computernaam kun je als volgt toevoegen: . De gebruikersnaam heeft de volgende tag: . Overzicht van handige links: Working with dynamic text. Hierin wordt uitgelegd hoe je een dynamische tekst toevoegt, welke tags er zijn, en hoe je datum en tijd weergeeft. What are Data Driven Pages. Hierin wordt uitgelegd wat Data Driven Pages zijn, en hoe je er mee werkt. Als je werkt met Data Driven Pages, is het soms handig om op je kaart aan te geven aan welke kaarten je pagina grenst. Deze url legt uit, hoe je dat moet doen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de tool 'Calculate Adjacent Fields' (ArcToolbox > Data Driven Pages > Calculate Adjacent Fields). Websites: What are Data Driven Pages? http://resources.arcgis.com/en/help/main/10.2/index.html#//00s90000003m000000 Creating Data Driven Pages http://resources.arcgis.com/en/help/main/10.2/index.html#//00s90000003n000000 Working with dynamic text http://resources.arcgis.com/en/help/main/10.2/index.html#//00s900000013000000 Using dynamic text with Data Driven Pages http://resources.arcgis.com/en/help/main/10.2/index.html#//00s900000039000000

Wat moet ik doen als bij het opstarten van een mxd de foutmelding ‘Label Engine Unavailable’ verschijnt? Bij het gebruik van de Maplex Label Engine worden de labelinstellingen in het mapdocument opgeslagen. Wanneer de Maplex extensie niet beschikbaar is, verschijnt bij het opstarten van het document de melding 'Label Engine Unavailable'. Je kunt dan kiezen om het document af te sluiten of om de labelplaatsing te laten converteren naar de standaard Label Engine.

Oorzaak Terwijl de extensie wel aangevinkt was, is die nu, na afsluiten van het document uitgevinkt. Mogelijk is dit veroorzaakt omdat de tool 'Tool om extensies vrij te geven bij afsluiten ArcMap of ArcCatalog' op het systeem is geïnstalleerd. Bij het sluiten van een mapdocument worden dan automatisch alle licenties voor een aantal ArcGIS extensies vrijgegeven. Oplossing Controleer of er nog Maplex extensie licenties beschikbaar zijn. Mogelijk zijn er gebruikers in de organisatie die deze in gebruik hebben of wordt er een licentie vastgehouden op de licentie server. Laat deze vrijgeven. Indien op het systeem de bovengenoemde tool geïnstalleerd is verwijder deze van het systeem. Om te controleren of de tool geïnstalleerd is, open je de Component Category Manager door categories.exe in C:\Program Files\ArcGIS\bin te starten. Staat in de ESRI Mx Extensions categorie ‘ShutDownExt.clsShutDownExt’ dan is de tool op het systeem aanwezig. Draai de UNINSTALL.bat van de betreffende tool om deze te verwijderen of draai het volgende commando vanaf de installatie folder: REM register components regsvr32 -u /s .\ShutDownExt.dll In een nieuwe versie is de tool aangepast. De tool voor ArcGIS 10 geeft alle extensies vrij behalve ArcPad Data Manager en Maplex. Kijk op het ESRI Nederland Resource Center bij ‘Downloads’ voor de nieuwste versie.

Waarom wordt mijn kaart als PDF niet juist getoond bij mijn klant? Ik heb mijn kaart geëxporteerd en opgeslagen als PDF met een mooi resultaat. Bij de klant echter, zijn de symbolen anders. Hoe komt dit en hoe voorkom ik dit? Oplossing PDF- en EPS-bestanden maken gebruik van dynamische fonts. Deze fonts moeten dus op het systeem aanwezig zijn, willen ze goed getoond worden. De dynamische fonts zijn namelijk verwijzingen naar bestaande fonts. Als het fontbestand niet aanwezig is, zien de symbolen er dus anders uit. Om de PDF te laten tonen op een PC, zonder de fonts te installeren, moet je gebruikmaken van fonts gedownload als soft fonts. Het is mogelijk om dit in de printer properties in te stellen. In ArcGIS is er echter ook een makkelijke oplossing voor: 'embed fonts'. Dit is aan te zetten in de Map Export options op het tweede tabblad (Format). Vink hier 'Embed all document fonts' aan (zie screenshot hieronder). Nu is afgedwongen dat het gebruikte font ook echt gebruikt wordt. Het exportbestand wordt wat groter, maar de PDF ziet er bij de klant ook fantastisch uit.



GIS-fundamenten Wat is het verschil tussen de verschillende opslagformaten van afbeeldingen? Wat zijn zoal de verschillen tussen de opslagformaten die gebruikt worden voor het opslaan van afbeeldingen? Waarom is het ene formaat kleiner dan de ander en hoe komt het dat sommige veel sneller zijn dan de ander? Er zijn nogal wat verschillen tussen de diverse opslagformaten van afbeeldingen. Dit heeft te maken met nieuwe technieken die ontwikkeld worden en ook met het gebruik van de bestanden. Zo wordt met name voor hele grote raster bestanden het MrSid formaat gebruikt, maar is voor foto’s nog steeds JPEG populair. In de onderstaande lijst staat de basisinformatie vermeld over de meest gebruikte bestandsindelingen van afbeeldingen. Bij ieder formaat wordt ook een doorverwijzing gegeven waar aanvullende informatie te vinden is. JPEG-formaat Met de afkorting JPEG (spreekt uit als: jee-peg) wordt een bestandsindeling aangeduid voor het opslaan van afbeeldingen in digitale vorm. Het is een vorm van datacompressie en van broncodering. De naam staat voor Joint Photographic Experts Group. De JPEG-bestandsindeling kent diverse compressiemogelijkheden. Hoe hoger de compressie des te kleiner het bestand, en des te geringer de beeldkwaliteit. Het kwaliteitsverlies van JPEG valt niet veel op bij foto’s, maar wel bij bijvoorbeeld grafieken, lijnen of letters. Voor dit soort afbeeldingen is de GIF- of PNG-compressie beter geschikt, of de RAW-methode waar de opslag plaatsvindt zonder compressie en het beeld later via geschikte software bewerkt kan worden. Zodoende wordt JPEG veelal gebruikt voor foto’s, bijvoorbeeld gemaakt met digitale camera’s. Een tekortkoming van de JPEG-bestandsindeling is dat slechts 8-bit per kleur (Rood, Groen en Blauw) mogelijk is en dat er geen mogelijkheid is om een deel van de afbeelding transparant te maken. Sinds 2009 maken de wat duurdere digitale camera's foto's met meer bits per kleur. Ook flatbed scanners kunnen meer dan 8-bit scannen. Doordat de kwaliteit van de apparatuur steeds meer toeneemt, wordt de JPEG-bestandsindeling langzamerhand minder gebruikt. Een overblijfsel uit de tijd dat het besturingssysteem MS-DOS populair was, is dat de JPEG-bestanden vaak de extensie ‘JPG’ krijgen. De JPEG-indeling is complex. In tegenstelling tot indelingen als PNG of GIF, wordt niet van een enkel mechanisme gebruikgemaakt, maar wordt een groot aantal stappen na elkaar toegepast om tot het uiteindelijke JPEG-bestand te komen. GIF-formaat GIF is een bestandsindeling voor het opslaan van afbeeldingen in digitale vorm. GIF is de afkorting van Graphics Interchange Format, een grafische bestandsindeling met pixels. De GIF-bestandsindeling is populair geworden/gemaakt door Compuserve in de jaren tachtig, vanwege de mogelijkheid om grafische informatie over netwerken te versturen. In de jaren negentig is de GIF-indeling overgenomen door ontwikkelaars van het Internet om websites op te luisteren. Tegenwoordig komt het bestand op veel websites en in veel bewegende plaatjes voor. GIF ondersteunt kleuren, verschillende resoluties, animatie en een transparante achtergrond. Het aantal kleuren in een GIF-bestand is meestal beperkt tot 256 (door het gebruik van 8 bits), die elk wel uit 262.144 verschillende kleuren gekozen kunnen worden. Er zijn echter uitbreidingen die het gebruik van al die kleuren mogelijk maken. Compressie vindt plaats op basis van de verdeling en het aantal kleuren in horizontale richting. Indien het een afbeelding is met weinig kleuren en met herhalende patronen dan is goede compressie mogelijk en de bestandsgrootte erg klein. Zijn er veel kleuren of is er dithering toegepast dan loopt de bestandsgrootte op en zijn bestandsformaten als JPEG of PNG met 24 bits per pixel veelal een betere optie. Voor de compressie wordt gebruikgemaakt van de LZW compressietechnologie. Deze technologie is gepatenteerd door Unisys. Hierdoor moesten toeslagen betaald worden voor gebruik van applicaties die deze compressie toepassen (de bewerkingsprogramma’s dus). Dit was een van belangrijkste redenen voor het ontwikkelen van een rechtenvrije grafische bestandsindeling zoals PNG. PNG-formaat PNG (spreek uit: pee-en-gee of als Ping) is een bestandsformaat voor afbeeldingen met verliesloze compressie. De afkorting staat voor Portable Network Graphics, maar soms wordt ook het recursieve backroniem PNG's not GIF gebruikt. Het PNG-formaat is in 1995 in het leven geroepen als alternatief voor het populaire GIF-formaat. Een reden daarvoor was juridisch: GIF-formaat maakte namelijk gebruik van de gepatenteerde LZW-compressie, en de octrooihouder Unisys begon van softwaremakers te eisen dat er betaald moest worden voor licenties om LZW in programma's te mogen gebruiken. Veel open-sourceprogramma's vervingen hun GIF-ondersteuning door PNG. Inmiddels is het octrooi in de meeste landen verlopen. Daarnaast heeft PNG technische voordelen. Het gebruikt verliesloze compressie, waardoor PNG-afbeeldingen weinig ruimte innemen in vergelijking met ongecomprimeerde formaten zoals BMP en TGA, maar zonder enig verlies van beeldkwaliteit, zoals gebeurt bij bijvoorbeeld JPEG. Ook GIF comprimeert verliesloos, maar ondersteunt maar 256 kleuren (8 bits), terwijl PNG 24 bits ondersteunt. Ook biedt GIF slechts zeer eenvoudige ondersteuning voor transparantie (een kleur kan als transparant worden gebruikt), terwijl PNG gedeeltelijke transparantie ondersteunt middels een alfakanaal. Een PNG-afbeelding kan, net als een GIFafbeelding, een "palet" hebben. Dit houdt in dat er maximaal 256 kunnen worden gebruikt, maar wat de bestandsgrootte, door het kleinere aantal bits per kleur, extra verkleint. Zo is PNG zowel voor het verliesloos opslaan van afbeeldingen als voor het besparen van geheugenruimte voor simpele afbeeldingen zeer geschikt. Voor grotere afbeeldingen waarin niet alle details volledig aanwezig hoeven zijn - zoals veel foto's - blijft JPEG een goed alternatief. Dit komt omdat JPEG een hogere compressie kan halen. In een PNG-afbeelding kan voor elke pixel niet alleen een rood-, groen- en blauwwaarde worden opgegeven, maar ook een transparantie (alpha-waarde). Het gevolg hiervan is dat elke pixel een bepaalde hoeveelheid transparantie kan hebben, bijvoorbeeld helemaal doorzichtig of gedeeltelijk doorzichtig met wat rood eroverheen. Wat vroeger niet kon met PNG, was het ondersteunen van geanimeerde beelden. Tegenwoordig bestaat er APNG of Animated PNG, een PNG-afbeelding die animaties ondersteunt. Reclamemakers ontdekten de animatiemogelijkheden van GIF op het internet rond de tijd dat PNG geïntroduceerd werd, wat de opkomst van PNG, maar vooral het verdwijnen van GIF vertraagde. Tegenwoordig wordt voor bewegende advertenties vaak GIF of Flash gebruikt. Een ander verwant formaat is JNG, dat JPEG-compressie in een PNG-achtig formaat biedt. Het is vooral ontworpen om te combineren met MNG. Doordat de veelgebruikte internetbrowser Microsoft Internet Explorer tot en met versie 6.0 het PNG-formaat qua transparantie niet volledig ondersteunt, is het PNG-formaat nog niet zo populair als GIF. Het gebruik van PNG stijgt echter wel, terwijl dat van GIF daalt. Internet Explorer 7 beschikt wel over correcte PNG-ondersteuning. Praktisch elk modern beeldverwerkingsprogramma ondersteunt het PNG-formaat. MrSID-formaat MrSID (uitgesproken als Mister Sid) is een acroniem dat staat voor Multiresolution Seamless Image Database, wat zoveel wil zeggen als multiresolutie naadloze afbeeldingsdatabase. Het is een bestandsformaat met de extensie .SID dat ontwikkeld en gepatenteerd is door LizardTech. Het is ontwikkeld voor het opslaan van luchtfoto's met bijbehorende locatie. MrSID werd oorspronkelijk ontwikkeld voor gebruik met geografische informatiesystemen (GIS), omdat grote afbeeldingen ermee opgedeeld kunnen worden. Er wordt gesteld dat ook voor het internet MrSID een geschikt formaat zou zijn, omdat één bestand meerdere niveaus van kwaliteit en zoom bevat. Bij het bekijken ervan wordt alleen het opgevraagde deel verstuurd, waardoor er minder data wordt gegenereerd. De maker van het formaat, LizardTech biedt een softwarepakket aan om met MrSID-bestanden te werken, GeoExpress genaamd. Ze bieden ook een gratis browserplugin aan voor gebruik met Firefox en Internet Explorer. Daarnaast kunnen de meeste GISprogramma's en verschillende fotobewerkingsprogramma's (IrfanView) MrSID bestanden openen. Bij het omzetten naar het mrSID formaat, wordt eerst een lossless compressie toegepast om het bestand te verkleinen. Daarna worden op die afbeelding verschillende manieren van compressie toegepast, die allen in het MrSID bestand worden opgeslagen. Bij het decoderen wordt één van de lagen geopend, waardoor het openen vrij snel verloopt. BMP-formaat BMP (een afkorting van bitmap) Het wordt gebruikt door onder andere het grafische subsysteem (GDI) van Microsoft Windows en wordt BMP of DIB (Device Independent Bitmap) genoemd. BMP-bestanden zijn meestal niet gecomprimeerd, waardoor ze vaak veel groter zijn dan gecomprimeerde grafische bestanden die een plaatje van dezelfde afmeting bevatten. Daar waar datacompressie wordt toegepast in een BMP-bestand, is dat van het RLEtype. Dit comprimeert tekeningen nog enigszins, maar volstaat niet voor foto's. BMP-bestanden in 24 bits-true-color zijn nooit gecomprimeerd. BMP-bestanden kunnen de volgende indelingen hebben: 1 bit (2 kleuren); 4 bits (16 kleuren); 8 bits (256 kleuren); true-color (RGB, 8 bits per kleur, dus 24 bits per pixel). Het bestandstype kent een variant voor Microsoft en OS/2. De bestandsgrootte van een typische afbeelding in true-color-BMP-indeling kan als volgt worden berekend: bestandsgrootte (in bytes) = breedte (in pixels) * hoogte (in pixels) * aantal bytes per pixel Dit is exclusief de header en andere overhead. Dus een 800x600-afbeelding beslaat bijna anderhalve megabyte. Hierdoor zijn afbeeldingen in BMP-indeling meestal ongeschikt om te worden verstuurd via het internet of andere relatief trage netwerken. TIFF-formaat Tagged Image File Format (TIFF) is een variabele resolutie bitmap-image formaat ontwikkeld door Aldus (nu onderdeel van Adobe) in 1986. TIFF is heel goed te gebruiken voor de opslag van kleur of grijstinten afbeeldingen in de pagina opmaak toepassingen, maar is minder geschikt voor het leveren van web content. TIFF-bestanden zijn groot en van zeer hoge kwaliteit. Baseline TIFF-afbeeldingen zijn zeer goed draagbaar, ze kunnen de meeste afbeeldings-, desktop publishing en tekstverwerkingpakketten lezen. De TIFF-specificatie is gemakkelijk uit te breiden, hoewel dit ten koste gaat van haar overdraagbaarheid. Veel toepassingen hebben hun eigen extensies, maar een aantal van de applicatie-onafhankelijke extensies worden erkend door de meeste programma's. Vier soorten van de baseline TIFF-afbeeldingen zijn beschikbaar: zwart-wit (zwart en wit), grijstinten, palet (dat wil zeggen, geïndexeerd) en RGB (dat wil zeggen, ware kleuren). RGB-beelden kunnen maximaal 16,7 miljoen kleuren weergeven. Palet en grijs-schaal beelden zijn beperkt tot 256 kleuren of tinten. Een gemeenschappelijke uitbreiding van TIFF maakt het ook mogelijk voor CMYK-afbeeldingen. TIFF-bestanden kunnen wel of niet worden gecomprimeerd. Een aantal methoden kunnen worden gebruikt om TIFF-bestanden, met inbegrip van de Huffman en LZW algoritmen te comprimeren. Zelfs in gecomprimeerde vorm zijn TIFF-bestanden meestal veel groter dan vergelijkbare GIF-of JPEG-bestanden. Omdat de bestanden zo groot zijn en omdat er zo veel mogelijke variaties van elk type TIFF-bestand zijn, kunnen slechts enkele webbrowsers ze weergeven zonder plug-ins.

Twee snijdende lijnen: wat is het snijpunt? Achtergrond In GIS analyses wordt vaak een snijpunt gebruikt om een analyse verder uit te werken. Antwoord Twee rechte lijnen hebben in de Euclidische wiskunde de eigenschap dat ze elkaar snijden, wanneer ze niet exact evenwijdig aan elkaar lopen. De kunst bestaat er nu uit, het snijpunt van die twee lijnen te vinden. Wat weten we over de twee rechte lijnen? We weten daarover dat ze een begin- en een eindpunt hebben, we weten dus twee coördinaten per lijn. Die in totaal vier coördinaten geven ons de mogelijkheid het snijpunt te vinden, om de coördinaten van dat snijpunt te bepalen. Een rechte lijn kent een standaard vergelijking: y = ax + b Voor elke lijn weten we twee coördinaten, die we kunnen invullen in deze formule: y1 = ax1 + b y2 = ax2 + b En met een beetje omschrijven volgen daar a en b uit: a = (y1-y2)/(x1-x2) b = y1 – ax1 En dat zo natuurlijk voor beide lijnen. Die twee lijnen snijden elkaar ergens, dus ergens is er een punt (x,y) waarbij beide vergelijkingen opgaan: y = a1x + b1 y = a2x + b2 x = (b2-b1)/(a1-a2) En y volgt dan uit het invullen van x in een van beider lijnvergelijkingen. Het hele snijpunt is dan bepaald, de GIS analyse kan hier mee aan de slag. Had je nu een polyline, dus niet twee coördinaten maar een hele verzameling coördinaten die tezamen een polyline vormen? Dan moet je dit vraagstuk iedere keer voor twee opvolgende coördinaten herhalen. Bepaal per twee coördinaten het snijpunt tussen de twee lijnen. Ligt het gevonden snijpunt tussen de twee broncoördinaten in? Dan snijdt de opgegeven lijn daar de polyline. Valt het snijpunt buiten de twee punten? Dan ligt het in het verlengde van het lijnstuk, maar niet op de polygoon. Dan moet de procedure worden herhaald voor de volgende twee coördinaten, net zolang totdat een snijpunt wordt gevonden.

Hoe hebben lijnen, punten en vlakken zich in GIS ontwikkeld? De Esri software is al sinds het begin, sinds de introductie van ARC/INFO in 1981, opgebouwd rond deze drie basisvormen. De eerste twintig jaar, toen het vlaggenschip bestond uit het programma dat nu ArcInfo Workstation heet, stonden de punten, lijnen en vlakken al centraal. Maar wel op een andere manier dan tegenwoordig. Deze drie entiteiten waren eigenlijk uitsluitend datastructuren, die konden worden getoond, gemanipuleerd en opgeslagen voor later gebruik. Het tonen van deze vormen, het bewerken en analyseren, alsmede het bewaren ervan voor later gebruik, vond plaats met behulp van uit de UNIX wereld afkomstige, kleine, krachtige softwareroutines, die elk uit één enkel, of hooguit een paar rekenalgoritmes waren opgebouwd. De data enerzijds en het daarvan verwachte gedrag anderzijds waren strikt van elkaar gescheiden. De punten, lijnen en vlakken bevatten in het ArcInfo Workstation systeem alleen maar informatie over zichzelf, niet over eventuele gerelateerde vormen. In de gebruikelijke modellering van de tweedimensionale wereld bestaan vlakken uit een of meer (aaneengesloten) lijnen, en bestaan lijnen uit twee of meer punten. Het zou dus handig zijn om aan een vlak rechtstreeks te kunnen vragen uit welke lijnen het bestaat, c.q. aan een lijn te kunnen vragen uit welke punten die bestaat, en welke eigenschappen deze lijnen en punten dan hebben. De manier waarop de zaken in ArcInfo Workstation zijn vormgegeven, maakt dat echter onmogelijk. Iedereen die wel eens serieus met Workstation aan de gang is geweest, weet welke trucs er nodig zijn met de PAT’s en AAT’s om alle vragen te beantwoorden die betrekking hebben op relaties tussen de lijnen, punten en vlakken. In de loop van de jaren ’80 en ’90 is in de softwarewereld langzaam maar zeker een nieuwe modelleringwijze van de werkelijkheid in zwang gekomen, die enerzijds beter aansloot op deze werkelijkheid, maar die anderzijds ook de mogelijkheid bood om beter gerelateerde objecten op te roepen en te bevragen. De term voor deze nieuwe aanpak is “objectoriëntatie”. Objectoriëntatie maakt het mogelijk om lijnen, punten en vlakken niet als simpele datastructuren te modelleren, maar als objecten die een veel nauwere relatie hebben met de dingen op het aardoppervlak die ze vertegenwoordigen. In 1992 werd ArcView gelanceerd en in 1996 kwam MapObjects op de markt. Deze beide GIS producten namen voor wat betreft hun technologisch fundament al een voorschot op deze nieuwe aanpak, maar het hoofdproduct, ArcInfo Workstation, bleef qua technologie onveranderd. In 1999 werd door Esri een nieuw pakket geïntroduceerd als opvolger van zowel ArcInfo Workstation als ArcView. Het nieuwe product kreeg de naam ArcGIS. Hierin zijn punten, lijnen en vlakken (en overigens ook alle andere datatypen) gemodelleerd als objecten. De objecten heten respectievelijk: Point, Polyline en Polygon. Deze nieuwe vormgeving bracht een aantal belangrijke verbeteringen met zich mee. In dit verband zijn de twee belangrijkste verbeteringen: 1. De objecten bevatten niet alleen maar data, maar ook gedrag; 2. Het is nu mogelijk om tijdens bewerkingen en analyses rekening te houden met hiërarchische relaties tussen objecten. Ad 1. Het eerste punt houdt in dat lijnen, punten en vlakken in ArcGIS niet alleen informatie over hun locatie bevatten, maar op basis van deze informatie ook acties kunnen uitvoeren. Een aantal voorbeelden: Een punt kan zichzelf in een willekeurige grootte, vorm of kleur op het computerscherm of op een blad papier tekenen; Een vlak kan zichzelf projecteren naar een bepaalde projectie; Een vlak kan zijn intersectie met een ander vlak zelf bepalen; Een lijn kan de afstand van een van zijn punten tot een van de punten van een andere lijn bepalen. Deze voorbeelden maken duidelijk dat we nu te maken hebben met “slimme” geometrieën, die hun eigen berekeningen en afbeeldingsacties kunnen uitvoeren. Een point-in-polygon berekening is dus in ArcGIS geen aparte routine meer, maar simpelweg een kwestie van een vraag stellen aan de punt of aan het vlak. De punt of het vlak deelt dan vervolgens mee of de punt zich al dan niet binnen het vlak bevindt. Ad 2. Het tweede punt betekent dat voortaan eenvoudig is uit te vinden uit welke punten een lijn bestaat en uit welke lijnen een vlak bestaat. Elke lijn heeft (en houdt permanent) een relatie met zijn samenstellende punten. Hetzelfde geldt voor een vlak en zijn samenstellende lijnen. In combinatie met de onder punt 1 genoemde, maakt dit het doen van analyses en berekeningen niet alleen een stuk simpeler, maar ook veel flexibeler.

Wat is vervorming? De aarde is rond. Als je data projecteerd op een plat vlak, wordt de data vervormd. In dit artikel wordt beschreven welke soorten vervormingen er zijn. Antwoord In het artikel: 'Wat is een projectie?' kan je lezen dat projecties opdeelbaar zijn in azimuthale projecties, cylinder-projecties, kegelprojecties en overige projecties. Bij die opdeling kijken we naar de vorm van het projectievlak. In deze subparagraaf gaan we projecties opdelen op een andere manier, op basis van de vervorming die ze geven. Tijdens het projecteren maak je de aarde plat, zodat deze op een kaart of beeldscherm past. Dat plat maken gaat bepaald niet zonder slag of stoot. Je kunt dat proces misschien het beste vergelijken met het plat maken van een sinaasappel. Dat wordt een rommeltje. Met de aarde is dat eigenlijk niet anders. Als je projecteert, dan wordt de werkelijkheid behoorlijk geweld aangedaan. Altijd, zonder uitzondering. Je hebt gelukkig wel een beetje in de hand wat voor soort vervormingen je in het eindresultaat krijgt. En de kunst is om de vervormingen zo uit te kienen, dat de informatie die écht belangrijk is in de kaart wél goed blijft, ten koste van minder belangrijke dingen. Als de oppervlakte van vlakken heel belangrijk voor je is, dan kun je kiezen voor een oppervlaktegetrouwe kaart, ofwel equivalent of equal-area. Voor statistische kaartjes is dat bijvoorbeeld heel belangrijk. Dat er dan weinig meer van de vorm klopt is minder relevant, zolang de oppervlakten maar correct zijn. Militairen schieten over lange afstanden, bijvoorbeeld met kanonnen. Dan is het belangrijk wanneer de hoek naar het doel die men in de kaart meet, gelijk is aan de hoek in werkelijkheid. Militairen hebben daarom het liefst een hoekgetrouwe of conforme kaart. Dat de oppervlakte dan weer helemaal fout is, interesseert ze minder. Omdat topografische kaarten met name voor militairen worden gemaakt, zijn de meeste topografische kaarten in de wereld in een hoekgetrouwe projectie uitgevoerd. Overigens, wanneer hoeken kloppen, dan kloppen álle vormen. Een vierkant in het terrein zal ook een vierkant op de kaart worden, want alle hoeken van 90 graden blijven intact. Niet alleen de hoeken, maar alle vormen van objecten zijn op een conforme kaart dus correct. Sommige projecties houden in beperkte mate afstanden intact. Je kunt een kaart maken die vanuit Rotterdam alle afstanden correct afbeeldt. De richting en de oppervlakte kloppen dan weer niet, maar je weet in ieder geval hoever iets van Rotterdam is verwijderd. Dat wordt technisch een equidistante kaart genoemd. In de vorige subparagraaf zagen we al een opdeling van projecties in azimuthale, cylinder-, kegel- en overige projecties. Haaks daarop hebben we nu een opdeling in conforme projecties, equivalente projecties en equidistante projecties. Ook hierbij bestaat een vierde groep “overig”. Hierbij is met name het uiteindelijke kaartbeeld belangrijk, ten koste van alle eerder besproken uitgangspunten. De in Nederland gebruikte afgeleide van de Stereografische kaartprojectie is bijvoorbeeld conform. De in België en Frankrijk gebruikte Lambert projectie is dat ook. De Gauss-Krüger projectie in Duitsland ook al. Ook UTM is conform. Tja, eigenlijk practisch alle “landsprojecties” zijn conform, omdat ze primair voor militairen zijn bedoeld. En welke projectie gebruikt het GPS-systeem? Dat is een strikvraag. Die gebruikt namelijk helemaal geen projectie. Coördinaten worden daarin als geografische coördinaten bepaald. Ze worden (standaard) helemaal niet geprojecteerd naar een plat vlak toe.

Wat is een projectie? Welke groepen projecties kunnen we onderscheiden? Posities op aarde kunnen worden vastgelegd op basis van geografische coördinaten, in oosterlengte en noorderbreedte. Die geografische coördinaten zijn daarbij afhankelijk van het datum, dus de definitie van de vorm en de positie van de aarde. Maar daarmee heb je nog geen kaart. Om een kaart te krijgen, moet je naar een plat vlak toe, iets wat met de bolle vorm van de aarde nog niet zo gemakkelijk is. Je moet daarvoor projecteren; een kaartprojectie toepassen. Een kaartprojectie is eigenlijk niets anders dan een formule om geografische coördinaten om te zetten in X en Y op een plat vlak. Soms is die formule heel erg gemakkelijk, maar meestal zijn het zeer ingewikkelde formules. Soms is er zelfs geen rechtstreekse formule bekend, en moet een projectie iteratief worden doorgerekend. Dat is funest voor mensen, maar zelfs voor computers kan dat nog best een hele kluif zijn. Een hele simpele projectie is: X = oosterlengte Y = noorderbreedte Je maakt je kaartcoördinaten gelijk aan de ooster-/westerlengte en aan de noorder-/zuiderbreedte. Eigenlijk is dat wat je ziet wanneer je een bestand in geografische coördinaten rechtstreeks opent in ArcGIS. De noord- en zuidpool zijn dan uitgesmeerd over de volledige breedte van de kaart. Antarctica is dan het allergrootste land op aarde. De projectie is zo simpel dat de werkelijkheid wel erg veel geweld wordt aangedaan. En daarom bestaan er ook nog wat spannendere projecties. Projecties worden vaak opgedeeld in vier groepen: de azimuthale projecties, de cylinder-projecties, de kegel-projecties en als laatste de overige projecties. Die worden nu één voor één doorlopen.

Azimuthale projecties gaan er van uit dat je een plat vlak op de aardbol legt, en geografische coördinaten projecteer je naar dat platte vlak toe. Hierboven zijn de drie theoretische mogelijkheden hiervan afgebeeld. Het bekendste voorbeeld van een azimuthale kaartprojectie is de in Nederland gebruikte Stereografische kaartprojectie, het Rijksdriehoekstelsel.

Cylinder-projecties wikkelen als het ware een cylinder rondom de aarde. Daarna worden de geografische coördinaten op die cylinder geprojecteerd. Daarna knipt de kartograaf de cylinder open, en vouwt het blad uit. Het resultaat is dan een kaart. Hierboven staat daar een afbeelding van. Bekende voorbeelden zijn de Mercator projectie, de UTM projectie en de in Duitsland gebruikte Gauss-Krüger projectie. Ook het Britse nationale coördinaatsysteem gebruikt onder de motorkap een cylinder-projectie.

Kegel-projecties gaan uit van een tot kegel gevouwen blad papier, die als puntmuts op de aarde wordt geplaatst. Projecteer geografische coördinaten naar de kegel toe, knip het blad open en vouw het papier uit: het resultaat is wederom een kaart. Hierboven wordt dat getoond. De bekendste kegel-projectie is de Lambert projectie die wordt gebruikt voor België, Frankrijk en voor de USA. De vierde groep is “overige”, en eigenlijk hebben ze maar een ding gemeen: je kunt je daar als normaal mens niks meer bij voorstellen. Het is een lange formule die coördinaten genereert, maar hoe dat fysiek en plastisch in zijn werk zou moeten gaan is niet meer te volgen. Het zijn als het ware black-box projectieformules. De bekendste zijn de Robinson projectie, de meeste projecties van Eckert en de Aitoff projectie. Deze projecties komt men nog wel eens tegen in atlassen.

Wat is een geografisch coördinaatsysteem en hoe kan ik het gebruiken? Uit de Bosatlas kent iedereen vast wel het coördinaatsysteem in graden, waarmee iedere plek op aarde kan worden vastgelegd. Er zijn veel begrippen voor dat coördinaatstelsel. Gemakshalve worden ze hier geografische coördinaten genoemd. Nederland heeft in geografische coördinaten een positie van ongeveer 5 graden oosterlengte, en 51 graden noorderbreedte. Die coördinaten komen voort uit het meten van de hoek in het midden van de aarde, vanaf de evenaar naar boven, tot aan Nederland. Als je dat zou doen met een grote geodriehoek, dan komt daar een hoek van 51 graden uit. Van boven naar beneden hebben we een handige evenaar die we als uitgangspunt kunnen kiezen voor dit soort metingen, van links naar rechts hebben we die niet. Arbitrair kiezen we de 0-meridiaan daarom maar in Greenwich, al zou elke andere plek in principe net zo goed zijn. De hoek van Greenwich, naar de rotatieas van de aarde, naar Nederland, is vijf graden groot. En dus wonen wij op vijf graden oosterlengte. Deze coördinaten zijn erg handig. De hele aarde kan daarin worden vastgelegd. Maar die coördinaten hangen wel af van de ellipsoïde en van de datum die je kiest. Want waar ligt de evenaar eigenlijk? En waar is de rotatieas van de aarde? Die zaken liggen vast door de gekozen ellipsoïde en datum. In eerste instantie zou je misschien denken dat geografische coördinaten eenduidig zijn, ondubbelzinnig, maar ze zijn wezenlijk afhankelijk van een gekozen datum, en daarmee dus van de gekozen ellipsoïde. Als we een grenssteen tussen Nederland en België inmeten in geografische coördinaten op basis van Bessel 1841 en D_Amersfoort enerzijds, en op basis van Internationale ellipsoïde 1924 en D_Belge_1972 anderzijds, dan komen daar behoorlijk verschillende resultaten uit. Op een kaartje van de hele wereld doet dat er niet toe, maar de verschillen kunnen wel oplopen tot zo’n vijfhonderd meter. Voor veel toepassingen is dat een niet te verwaarlozen verschil. In de Bosatlas kom je een datum bijna nooit tegen. Bij de schaal van de kaarten in die atlas maakt het allemaal niet zo veel uit. Maar voor de meeste toepassingen moet een gekozen datum bij een coördinaat bekend zijn. Anders gebeuren er vreselijke dingen. Deze coördinaten noemen we hier nu geografische coördinaten, maar er zijn meer equivalenten in omloop. Zo bestaat onder andere: ongeprojecteerde coördinaten, latlong coördinaten, phi & labda, bolcoördinaten, geographic coordinate system (GCS) en geographic projection. Daarmee wordt telkens hetzelfde bedoeld. Laat je daar dus niet te veel door verwarren. In alle gevallen worden posities op aarde aangeduid door middel van een aantal graden ooster- of westerlengte, en door een aantal graden noorder- of zuiderbreedte. En dat dan dus op basis van een bepaald datum, en dat datum is dan weer op basis van een bepaalde ellipsoïde. Deze geografische coördinaten zijn erg handig om plekken op aarde vast te leggen. Maar voor het tekenen van kaarten zijn ze zeer onhandig. Ze beschrijven coördinaten op een bol, en niet op een plat vlak. Om een fatsoenlijke kaart te tekenen hebben we coördinaten op een plat vlak nodig. Dat gaat mis met geografische coördinaten, want die zijn gedefinieerd op een bol. Om alsnog van die geografische coördinaten een kaart (of afbeelding op het scherm) te maken moeten we ze projecteren. Extra informatie, hoe is het coördinaatsysteem ontstaan? Eén van de eerste kaarten met een assenstelsel komt van een volgeling van Aristoteles: De cartograaf Dicaearchus maakte een kaart van de wereld zoals deze toen bekend was en voegde twee referentielijnen, die elkaar kruisten in Rhodos, toe:

Iets later volgde Erastothenes, hij gebruikte dezelfde referentielijnen als Dicaearchus en voegde er zeven aan toe:

Naast het maken van de kaart heeft hij ook, zeer nauwkeurig, de omtrek van de aarde gemeten. Hoe nauwkeurig is niet bekend, aangezien het niet bekend is wat de waarde van de gebruikte eenheid is. Hij zat er in ieder geval niet veel meer dan duizend kilometer naast. Later kwam er kritiek op de kaart. De referentielijnen waren namelijk arbitrair geplaatst; er werd bijvoorbeeld geen rekening gehouden met de vorm van de aarde. Hipparchus gebruikte zijn kennis van trigonometrie (hij was de eerste die een cirkel in 360 graden verdeelde) om er een patroon in aan te brengen. Afgezien van het feit dat de centrale referentielijnen door Rhodos liepen in plaats van Greenwich is het systeem van Hipparchus gelijk aan de huidige lengte en breedtegraad systeem. De astronoom Ptolemeus verschoof de centrale referentielijnen naar het westen en het zuiden en probeerde daarnaast wederom de omtrek van de aarde te berekenen. Hij ging echter lelijk de fout in en zat uiteindelijk 12.000 kilometer onder de juiste waarde. Deze fout had grote gevolgen; zijn boeken bleven geruime tijd standaardwerken en de meetfout zorgde ervoor dat Columbus 1.500 jaar later meende dat hij via een korte westelijke route naar India kon varen. Na Ptolemeus bleef het heel lang stil. Veel belangrijke documenten verdwenen bij de ondergang van het Romeinse rijk en de brand in de bibliotheek van Alexandrië, waar zowel Ptolemeus, Hipparchus als Erastothenes hadden gewerkt. Pas rond 800 AD kwam er weer schot in de zaak. In het Midden-Oosten gingen vertalers, waaronder de Pers Al-Kwarazmi, aan de slag met de oude Griekse teksten. Vervolgens keerde de stilte terug; vijfhonderd jaar dit keer. De West-Europese middeleeuwse filosofen waren ondertussen weer geïnteresseerd geraakt in de ideeën van Plato en Aristoteles, in het bijzonder de ideeën over “vormen”. De theorie over de “vormen” betreft bepaalde eigenschappen van objecten. De theorie is vrij abstract en zorgde voor lange en gecompliceerde discussies. Om een van de discussies te verduidelijken, tekende Oresme een diagram dat de snelheid van een vallende bal voorstelde. Op de horizontale as stond de tijd, op de verticale as stond de snelheid aangegeven. Het geheel leek bijna een grafische weergave van een functie, afgezien van het feit dat hij niet uit punten maar uit verticale balken bestond. Veel verder kwam Oresme niet, er bestond nog niet genoeg algebra om veel meer te doen met graden. Gedurende de volgende driehonderd jaar werd de algebra verder ontwikkeld, de meest beroemde van de ontwikkelaars is René Descartes. Descartes beheerste wiskunde, filosofie en natuurkunde. Nadat hij had bewezen dat hij bestond (“cogito ergo sum”) wilde hij zich bezig gaan houden met natuurkunde. Hij zag er snel vanaf, het was een gevaarlijke tijd voor wetenschappers; Galilei was net in gevangenis gezet omdat hij beweerde dat de aarde niet het middelpunt van het heelal was. Een andere uitdaging vond René Descartes in de combinatie van geometrie en algebra. Hij bedacht functies om vergelijkingen op te lossen en heeft veel wiskundige conventies vastgelegd. Zo heeft Descartes bepaald dat in functies constanten worden voorgesteld door letters uit het begin van het alfabet en variabelen door letters aan het eind (x,y,z zijn de meest bekende in de GIS wereld). Vanwege zijn nieuwe vindingen en het organiseren van de bestaande kennis van geometrie en algebra wordt hij vaak gezien als de bedenker van het coördinaatsysteem. Het systeem heeft zelfs later zijn naam gekregen: cartesisch stelsel. De theorieën zijn compleet, alleen de terminologie ontbreekt nog. Termen als coördinaat, coördinaat-as, functie en variabele werden bedacht door Gottfried Wilhelm von Leibniz, een tijdgenoot van Isaac Newton en een student van Christiaan Huygens.

Wat is een datum? Achtergrond Met een ellipsoïde kunnen we de vorm van de aarde beschrijven als een wiskundige formule. Maar wat is de positie van de aarde ten opzichte van zo’n ellipsoïde, hoe beschrijven we die positie? Antwoord In een ander Technisch Artikel kan je lezen dat een ellipsoïde de vorm van de aarde aanduidt. In deze paragraaf lees je dat een datum die vorm combineert met de vraag: “Maar waar ligt de aarde eigenlijk?”. Een vervelende vraag is dat, met lastige consequenties. Een datum is werkelijk een lastig begrip. Het slaat niet op tijd (“Op welke datum prikken we een afspraak?”), het slaat niet op gegevens (“Op een 500 GB harde schijf kun je veel data opslaan.”). Het slaat ook niet op een afspraak (“to have a date”), het is een losstaand vierde begrip. In de projectieleer is het meervoud van een datum ook geen data of zoiets, maar “datums”. In het Engels wordt dit begrip ook aangeduid met datum. Net als in het Nederlands is het meervoud datums. Om het nog ingewikkelder te maken: een datum heeft in de projectieleer verschillende betekenissen. Voorlopig kunnen we echter vooruit met één van die verschillende betekenissen, namelijk dat een datum de vorm plus de positie en de richting van de aarde vastlegt. We kunnen wel ergens een soort afgeplatte bol (een ellipsoïde) in de buurt van de aarde bedenken die de aarde moet voorstellen. Maar die afgeplatte bol moet wel zo goed mogelijk aansluiten bij de aardvormen. Om dat te bereiken, moet die ellipsoïde “in de goede stand staan”. Ook moet ze verschoven worden totdat de juist gekantelde ellipsoïde zo goed mogelijk aansluit bij de aarde. Of in ieder geval bij het gedeelte van de aarde waar je belangstelling naar uitgaat. Als je dat allemaal hebt vastgelegd, dan heb je een datum bepaald. Het is zeer ingewikkeld om die kanteling en die verschuiving van een ellipsoïde te meten. Ten opzichte van wat zou je dat moeten doen? Er is geen ruimtelijk intergalactisch coördinaatstelsel waarin dat zou kunnen.Er bestaat overigens wel zoiets voor astronomische toepassingen, maar dat wordt hier in ieder geval niet gebruikt. De positie en de kanteling van een ellipsoïde worden in de projectieleer altijd vastgelegd ten opzichte van een ander datum, ze worden altijd relatief vastgelegd. In de praktijk geldt WGS84 als een soort van moederdatum. Ten opzichte van het WGS84 datum worden praktisch alle andere datums ter wereld vastgelegd. Dat vastleggen gebeurt meestal door middel van zes parameters. De WGS84 ellipsoïde wordt verschoven langs de X-, Y- en Z-as in die ellipsoïde. Vervolgens wordt rondom de X-, Y- en Z-as nog een beetje geroteerd. In de dan bereikte stand en positie wordt de andere ellipsoïde gehangen. Dat bepaalt de positie van het andere datum. En zo worden alle datums vastgelegd ten opzichte van het WGS84 datum.

Wat is een ellipsoïde? Achtergrond Om een locatie op aarde goed te beschrijven heb je een wiskundige vorm nodig die de aarde of een deel van de aarde zo goed mogelijk recht doet. Antwoord Om een goede kaart te kunnen maken, moet je eerst weten hoe de vorm van de aarde er eigenlijk uit ziet. Voor het jaar 1600 was de algemene gedachte dat de aarde een perfecte bol was (en daarvoor nog dat de aarde plat was, natuurlijk), maar sindsdien weten we dat de aarde is afgeplat aan de polen. Die afplatting is ongeveer twintig kilometer, of 1/300e van de diameter. Dus de straal van de aarde is naar de noordpool toe ongeveer twintig kilometer korter dan naar de evenaar. Voor kleinschalige kaartjes (kaartjes van de gehele wereld) maakt het niet uit of men uit gaat van een perfecte bol, of van een afgeplatte aarde. Maar voor grootschalige kaarten (topografische kaarten bijvoorbeeld) gaat het negeren van de afplatting van de aarde toch echt wel tellen. Voor de meeste GIS toepassingen is het daarom belangrijk rekening te houden met de afplatting van de aarde. Natuurlijk is een afgeplatte bol nog steeds een vrij beperkt model van de vorm van de aarde. De aarde is namelijk voorzien van bergen en dalen. Die zie je in een afgeplatte bol niet terug. Voor het maken van kaarten is een afgeplatte bol echter een prima benadering. Daar kunnen we mee uit de voeten. Zo’n afgeplatte bol heet een ellipsoïde. Ze wordt vastgelegd door middel van de halve lange as (de straal van de aarde van het middelpunt naar de evenaar) en door de halve korte as (de straal van de aarde van het middelpunt naar de noordpool); deze twee assen worden normaal gesproken als respectievelijk “a” en “b” aangeduid. Met deze twee parameters ligt de omtrek van de aarde vast (een ellips en dus geen ovaal). Door deze ellips heel hard rond te draaien rondom de draaiingsas krijg je een ruimtelijke figuur, de ellipsoïde. Eventueel wordt de vorm ook vastgelegd door middel van de parameter “a”, en de parameter “1/f”. Die “1/f” is dan het afplattingsgetal, zo’n 300. Door de tijd heen hebben verschillende mensen nagedacht over de vorm van de aarde; er zijn veel verschillende ellipsoïden bepaald. Al die ellipsoïden verschillen van elkaar. Enerzijds komt dat doordat de meettechnieken door de tijd beter werden en de vorm beter kon worden bepaald. Anderzijds zijn ellipsoïden soms voor een bepaald stuk van de aarde bedoeld. Een bepaalde ellipsoïde past dan perfect bij bijvoorbeeld West-Europa, maar in Australië klopt er niets van. Ook de oude onnauwkeurige ellipsoïden worden nog veel gebruikt, omdat het veel moeite kost om alle metingen in een gebied om te rekenen naar een nieuwe ellipsoïde. Het is dan eenvoudiger om de bestaande oude definitie aan te houden. In Nederland en Duitsland gebruiken we de Bessel ellipsoïde uit 1841. In België gebruiken ze de Internationale ellipsoïde uit 1924. Voor GPSmetingen wordt gebruik gemaakt van de WGS84 ellipsoïde. Uit de lange lijst met beschikbare ellipsoïden zijn dit de belangrijkste voor ons. De Engelse term voor ellipsoïde is ellipsoid of spheroid. Laatstgenoemde slaat eigenlijk op een perfecte bol, maar is door de tijd tevens het jargon voor ellipsoïde geworden.

Hoe kan ik mijn ArcGIS kennis vergroten? Er zijn een aantal manieren om cursussen te volgen over specifieke onderdelen van de software. Deze zijn gratis, maar vallen in principe niet onder support. Voordeel is dat je deze kan doen wanneer het jou uitkomt en dat het vaak korte trainingen zijn. Hieronder een overzicht van de meest gebruikte trainingspagina’s. Tutorials in de Help ArcGIS Tutorials, zie http://desktop.arcgis.com/en/arcmap/latest/get-started/introduction/arcgis-tutorials.htm of in de Help functie binnen de software als je offline werkt. Zoek dan vervolgens op Tutorial. Om deze tutorials te kunnen volgen, moet je de tutorial data downloaden. Deze staat in https://my.esri.com en kan gedownload worden door de persoon in de organisatie die de downloads en licenties bijhoudt (bij een Personal Use/Home Use licentie ben je zelf deze persoon). De tutorial data staat bij de ArcGIS for Desktop downloads. Ga naar my.esri.com en log in, ga vervolgens naar My Organization > Downloads > ArcGIS for Desktop [versie] en download de Tutorial Data (ArcGIS Tutorial Data for Desktop) voor jouw versie van ArcGIS for Desktop. Er zijn tutorials voor ArcGIS for Desktop, extensies voor ArcGIS for Desktop en voor ArcGIS for Server. Esri Training Op de Amerikaanse opleidingensite (http://training.esri.com/) staan ook gratis tutorials en webinars. Om gebruik te kunnen maken van deze trainingen is wel een my.esri.com account nodig. Klanten met onderhoud kunnen gratis gebruik maken van een groot deel van de aangeboden trainingen. Je account moet dan gemachtigd worden voor dit doel. Dit gebeurt in my.esri.com en kan gedaan worden door de persoon binnen de organisatie die hier beheerrechten voor heeft. Voor meer informatie hierover kan je terecht bij onze supportafdeling, de accountmanager of opleidingen. Zie bijvoorbeeld http://www.esri.com/training/main/training-catalog, kies bij 'Popular topics' voor 'Free Training'. Een voorbeeld van een gratis training is Spatial Analysis and Modeling with ArcGIS Pro, zie http://training.esri.com/gateway/index.cfm?fa=catalog.webCourseDetail&courseid=2932. ArcGIS.com Verder staan er ook veel tutorials op http://www.arcgis.com. Zoek bijvoorbeeld naar "Tutorials GeoEvent". Voor deze tutorials hoef je niet ingelogd te zijn op ArcGIS Online. Github Ook op Github staan een aantal tutorials. Ga naar http://github.com/esri en zoek op tutorial. Hier vind je ArcGIS Runtime en Maritime Chart Service tutorials. Download de tutorial via Clone of download > Download ZIP. Videos Kijk je liever? Ga dan naar http://video.arcgis.com/. Hier kan je via het Transcript meelezen wat er gezegd wordt. Je voert hier zelf geen opdrachten uit maar kijkt steeds naar een uitleg of presentatie. Om verder te leren, vragen te kunnen stellen over opleidingen of een volledige training te volgen, kijk op http://www.esri.nl/opleidingen/trainingen voor onze trainingen, trainingsvormen, leerpaden, enzovoort. Je kunt ook je accountmanager vragen om samen met jullie te kijken welke trainingen interessant zijn, of bellen naar (010) 217 0700 en in het keuzemenu kiezen voor Opleidingen. Onze collega’s helpen je dan graag verder. Tot slot als bonus hier nog een link naar de instructies om te leren werken met Survey123, een handige app voor het inzamelen van informatie: https://learn.arcgis.com/en/projects/get-started-with-survey123/ Esri Nederland Volg ons E-mail Twitter Facebook Linked In

Over Esri Nederland Missie & Visie The Science of Where Vacatures Partners Voorwaarden

Esri-publicaties Esri GIS Nieuwsbrief Esri Magazine Esri Nederland-blog Aanmelden nieuwsbrief Videos.esri.nl

Esri-accounts Overzicht My Esri Mijn Esri Mijn Opleiding Inloggegevens aanvragen

Support & Services Nieuwe supportvraag Technische artikelen Opleidingsaanbod Professional services

Sectoren Gemeenten Bouw & Infra ArcGIS voor Basisregistraties ArcGIS voor Assetmanagement

Disclaimer | Mijn Esri | Mijn Opleiding | Esri-blog | Contact

Smile Life

When life gives you a hundred reasons to cry, show life that you have a thousand reasons to smile

Get in touch

© Copyright 2015 - 2024 PDFFOX.COM - All rights reserved.